Oplichterssyndroom

Het oplichterssyndroom, bedriegerssyndroom of bedriegersfenomeen is een term die in de jaren 1970 werd geïntroduceerd door psychologen en onderzoekers om mensen te beschrijven die niet in staat zijn hun prestaties te internaliseren. Ondanks externe bewijzen van hun competentie, blijven mensen met het syndroom ervan overtuigd dat ze bedriegers zijn en hun succes niet verdienen. Blijken van succes worden afgedaan als geluk, timing of het resultaat van het misleiden van anderen waardoor die denken dat zij intelligenter en competenter zijn dan ze zelf geloven. Het oplichterssyndroom komt meer voor bij succesvolle vrouwen.[1]

Achtergrond

Het oplichterssyndroom wordt meestal gezien als een reactie op bepaalde stimuli en gebeurtenissen. Het wordt niet beschouwd als een psychische aandoening, maar is door veel psychologen bestudeerd. Hoewel het traditioneel gezien werd als een hardnekkige persoonlijkheidstrek, wordt het tegenwoordig beschouwd als een reactie op bepaalde situaties. Volgens deze interpretatie is het een respons die veel verschillende mensen ervaren op situaties die zulke gevoelens oproepen. Hoewel sommige mensen meer geneigd zijn tot oplichtersgevoelens, deze intenser ervaren dan de meeste anderen en geïdentificeerd kunnen worden met behulp van persoonlijkheidsschalen, is er geen bewijs dat het oplichterssyndroom een bepaald persoonlijkheidskenmerk is.[2]

De term "oplichterssyndroom" (impostor syndrome) werd in 1978 voor het eerst gebruikt in een artikel van klinisch psychologen Pauline Clance and Suzanne Imes, die zagen dat veel succesvolle vrouwen geneigd zijn te geloven dat zij niet intelligent zijn en dat anderen hen te hoog inschatten.[1] In Nederland deed Vreneli Stadelmaier als eerste onderzoek naar het oplichterssyndroom.[3]

Bij succesvolle vrouwen

Imes en Clance vonden verschillende soorten gedrag bij vrouwen met het oplichterssyndroom:

  • IJver: Begaafde vrouwen werken vaak hard om te voorkomen dat men ontdekt dat ze de mensen "bedriegen". Dit harde werk leidt vaak tot meer lof en succes, wat de oplichtersgevoelens en de angst "door de mand te vallen" in stand houdt. De "bedriegsters" voelen misschien dat zij twee of drie keer zo hard moeten werken, en bereiden zich daarom extra goed voor en maken zich zorgen over details. Dit kan leiden tot een burn-out en slaapgebrek.
  • Het gevoel onecht te zijn: Een vrouw met oplichtersgevoelens tracht vaak aan leidinggevenden en professoren de gewenste antwoorden te geven, wat kan leiden tot een groeiend gevoel dat ze "onecht" is.
  • Gebruik van charme: In verband hiermee gebruiken begaafde vrouwen vaak hun intuïtieve waarnemingsvermogen en charme om goedkeuring en waardering te krijgen van leidinggevenden, en kiezen relaties met leidinggevenden om hun intellectuele en creatieve vaardigheden te vergroten. Wanneer de leidinggevende haar echter prijst of erkenning geeft, voelen zij dat deze lof gebaseerd is op haar charme en niet op haar kundigheid.
  • Vermijden van tekenen van zelfvertrouwen: Een andere manier waarop een vrouw haar oplichtersgevoelens in stand kan houden, is door niet te laten zien dat ze vertrouwen in haar vaardigheden heeft. Zij kan denken dat ze door anderen afgewezen zal worden als ze werkelijk gelooft in haar intelligentie en vaardigheden. Om dit te vermijden, kan ze zichzelf ervan overtuigen dat ze niet intelligent is of geen succes verdient.

Voorkomen

Uit psychologisch onderzoek kwam rond 1980 naar voren dat naar schatting twee van de vijf succesvolle mensen zichzelf als bedrieger beschouwen. Andere studies vonden dat zeventig procent van alle mensen zich op enig moment een oplichter voelen. Het syndroom wordt niet beschouwd als een psychiatrische stoornis en komt niet voor in de DSM.

Mensen die aan het syndroom hebben geleden zijn onder meer schrijver Chuck Lorre,[4] bestsellerauteur Neil Gaiman,[5] bestsellerauteur John Green, komiek Tommy Cooper,[6] zakenvrouw Sheryl Sandberg, rechter bij het Amerikaanse Hooggerechtshof Sonia Sotomayor[7] en actrice Emma Watson.[8]

In een interview met Volkskrantjournalist Menno Pot zei Brian May, gepromoveerd astrofysicus en gitarist van de rock/popgroep Queen het volgende over zichzelf:

‘Ik vond mezelf als wetenschapper een totale prutser. Steeds als ik een deel van mijn proefschrift inleverde bij mijn supervisor, kreeg ik het vol strepen en krabbeltjes terug. Ik vond dat ik als astrofysicus tekortschoot, al was ik cum laude afgestudeerd. Zelfs nu mijn proefschrift voltooid is en ik me doctor mag noemen, voel ik me nog geen echte wetenschapper. En het stomme is: als rockmuzikant heb ik hetzelfde. Altijd die sluimerende angst dat mensen erdoorheen zullen prikken: straks ontdekt iedereen dat het allemaal niets voorstelt.’

Pot duidt dit als een duidelijk bewijs dat May aan het oplichterssyndroom lijdt.[9] Hoogleraar seksuologie Ellen Laan zei in een interview met het Algemeen Dagblad:[10]

Als ik naar mezelf kijk: ik ben vroeger enorm gepest op school, voelde weinig steun thuis en bouwde daar een minderwaardigheidscomplex op. (...) Het contrast - ik ging als eerste van de familie studeren, werd zelfs professor - maakt dat ik nog steeds last heb van het idee dat ik de boel aan het bedriegen ben. Dat ik elk moment door de mand kan vallen.

Positieve discriminatie kan de reden zijn dat een lid van een minderheidsgroepering twijfelt aan zijn of haar capaciteiten en vermoedt dat hij of zij niet aangenomen werd wegens de eigen vaardigheden.[11]

Therapie

Coherentietherapie gaat ervan uit dat wat op onbewust emotioneel niveau geleerd is, van een persoon vraagt met bepaald gedrag, stemming, gevoelens of overtuigingen te reageren en te handelen. In tegenstelling tot cognitieve gedragstherapie zou coherentietherapie onze meest fundamentele kennis kunnen beïnvloeden die is opgeslagen in de sublimbische rechter hersenhelft en de delen van de hersenen waar de emoties verwerkt worden, die door andere vormen van psychotherapie niet bereikt kunnen worden. Coherentietherapeuten menen dat effectieve behandeling van het oplichterssyndroom vereist dat de persoon leert zien dat de zelfonderschatting niet overeenkomt met de wezenlijke emotionele zelfkennis.[12]

Schrijftherapie stelt iemand in staat de gedachten te ordenen door te schrijven. Het geschreven verslag van de eigen objectieve prestaties kan de persoon in staat stellen deze met de realiteit te verbinden, in plaats van ze eenvoudig af te wijzen. Het verslag kan de persoon later ook aan de prestaties herinneren. Door deze methoden poogt schrijftherapie het gevoel van tekortschieten te verlichten.[13]

Zie ook

Informatie

Artikel Oplichterssyndroom in de Nederlandse Wikipedia nam de volgende plaatsen in de lokale populariteitsranglijst in beslag:

De gepresenteerde inhoud van het Wikipedia-artikel werd in 2021-06-14 geëxtraheerd op basis van https://nl.wikipedia.org/?curid=4352642