Anne Frank | ||||
---|---|---|---|---|
Anne Frank op de 6e Montessorischool Amsterdam, 1940, collectie Anne Frank Stichting
| ||||
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Annelies Marie Frank | |||
Geboren | 12 juni 1929 | |||
Geboorteplaats | Frankfurt am Main, Duitsland | |||
Overleden | waarschijnlijk februari 1945 | |||
Overlijdensplaats | Bergen-Belsen, Duitsland | |||
Land | staatloos | |||
Handtekening | ||||
Werk | ||||
Jaren actief | 1942-1944 | |||
Genre | autobiografisch | |||
Bekende werken | Het Achterhuis | |||
Uitgeverij | Contact, Prometheus, Bert Bakker | |||
Dbnl-profiel | ||||
|
Annelies Marie (Anne) Frank (Frankfurt am Main, 12 juni 1929 – Bergen-Belsen, februari 1945[1]) was een Duits en later statenloos Joods meisje dat wereldberoemd is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze ondergedoken zat in het achterhuis aan de Prinsengracht in Amsterdam. Zij stierf vermoedelijk in februari 1945 aan vlektyfus[2] in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Haar officiële sterfdatum is echter door de Nederlandse autoriteiten vastgesteld op 31 maart 1945. Haar dagboek is postuum gepubliceerd en is een van de meest gelezen boeken ter wereld. Door haar dagboek is Anne Frank internationaal een symbool geworden van de Holocaust, de moord op zes miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.[3] Anne Frank is opgenomen in de Canon van Nederland als een van de vijftig thema's van de Nederlandse geschiedenis.
Anne Frank werd op 12 juni 1929 in Frankfurt am Main (Duitsland) geboren als tweede dochter van Otto Frank en Edith Frank-Holländer. Haar zus Margot was op dat moment ruim drie jaar oud. De familie Frank was liberaal joods en woonde in een ruime huurwoning aan de Marbachweg 307, gelegen aan de rand van de stad. Terwijl Otto werkte voor het familiebedrijf, de Michael Frank Bank, speelden Margot en Anne met de kinderen in de buurt. Sommigen waren katholiek, anderen protestants of joods. Ze waren nieuwsgierig naar elkaars feesten. Margot werd uitgenodigd op het communiefeest van een van haar vriendinnetjes en als de familie Frank Chanoeka vierde mochten de buurtkinderen soms meedoen.[4]
Annes ouders waren gealarmeerd toen in de zomer van 1932 groepen van de Sturmabteilung, getooid met hakenkruizen door de straten van Frankfurt am Main marcheerden. Luidkeels zongen ze: "Als het Jodenbloed van het mes af spat, dan gaat het eens zo goed" De Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) van Adolf Hitler was de grootste partij van Duitsland en behaalde bij de verkiezingen van juli 1932 ruim 37% van de stemmen.[5] Een half jaar later kwam Adolf Hitler in Duitsland aan de macht. Het echtpaar Frank besloot te emigreren.
Annes vader Otto verhuisde in juli 1933 van het Duitse Frankfurt am Main naar Amsterdam om aan toenemende anti-Joodse maatregelen van de nazi's te ontkomen. Dat het door de economische crisis slecht ging met de bank van de familie Frank was een extra motief.[5] In het centrum van Amsterdam zette Otto een eigen bedrijf op, Opekta genaamd, een filiaal van het in 1928 in Keulen gestichte moederbedrijf Opekta GmbH. Annes moeder Edith Frank en haar oudere zus Margot kwamen eind 1933 in Amsterdam aan, en Anne zelf volgde in februari 1934 na een tijd bij haar grootmoeder Rosa Holländer-Stern in Aken. Het gezin ging wonen aan het Merwedeplein 37-2, in een Amsterdamse nieuwbouwwijk, waar door de economische crisis veel huurhuizen leeg stonden[6] en waar zich veel andere Duits-Joodse vluchtelingen vestigden.[7] (Woningcorporatie Ymere kocht de woning in 2004 en restaureerde die in samenwerking met de Anne Frank Stichting. Sinds 2005 wordt het appartement verhuurd aan het Nederlands Letterenfonds, die er buitenlandse vervolgde schrijvers in laat werken. In 2016 is het appartement van de Anne Frank Stichting.)[8]
Margot ging naar de Jekerschool (Jekerstraat 84), Anne naar de Montessorischool (Niersstraat 41), waar ze begon in de kleuterklas. De zusjes leerden Nederlands en pasten zich snel aan hun nieuwe leven aan. Anne had, net als haar zus, al snel een kring van vrienden en vriendinnen, onder wie bijvoorbeeld Hanneli Goslar en Sanne Ledermann, die net als Anne Frank met hun familie vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht waren. Anne Frank groeide op in een liberaal joods gezin. De Franks hechtten waarde aan joodse tradities en feestdagen, maar volgden niet alle religieuze voorschriften. Op vrijdagavond werd de familie Frank vaak uitgenodigd bij de Goslars en dan aten ze samen. Annes ouders maakten zich grote zorgen over de ontwikkelingen in nazi-Duitsland, maar lieten daarvan niets merken aan hun dochters. Anne kende onbezorgde jaren. Ze speelde met haar vrienden en vriendinnen, ging zomers geregeld met haar familie naar het strand of op bezoek bij familie in Zwitserland, en in de winter schaatste ze graag.[9]
Toch merkte Anne op dat haar moeder in november 1938 erg somber was.[10] In de nacht van 9 op 10 november 1938 had in Duitsland de Kristallnacht plaatsgevonden, een door de nazi's georganiseerde pogrom. In heel Duitsland werden Joden aangevallen, synagogen in brand gestoken, zo'n 7000 Joodse winkels geplunderd en tal van joodse bezittingen beklad. Twee ooms van moederskant wisten uiteindelijk naar de Verenigde Staten te ontkomen, terwijl Annes oma Rosa Holländer zich in maart 1939 bij de familie Frank op het Merwedeplein voegde.[9] Ze overleed begin 1942 in Amsterdam.
Nadat in mei 1940 het Duitse leger Nederland had bezet, volgde de een na de andere anti-Joodse maatregel. Zo mochten vanaf januari 1941 de door de nazi's als Joden aangemerkte personen bijvoorbeeld geen bioscopen meer bezoeken. Na de zomervakantie van 1941 stroomde Anne van de lagere school door naar de eerste klas van het Joods Lyceum. Vanaf dat moment was het voor Joden verboden om naar niet-Joodse scholen te gaan. Ook haar zus kwam daardoor op het Joods Lyceum terecht.
Duitse-Joodse vluchtelingen, onder wie ook Anne Frank en haar familie, werden op 25 november 1941 met de inwerkingtreding van het nieuwe Reichsbürgergesetz hun Duitse nationaliteit ontnomen die ze nog hadden. De familie werd op dat moment staatloos. De Nederlandse nationaliteit is haar nooit verleend, daar die alleen aan levende personen wordt toegekend. Haar vader weigerde na de oorlog de Duitse nationaliteit en naturaliseerde in 1949 tot Nederlander.
Joden werden steeds meer uit het openbare leven verbannen. Zo moest Anne Frank, net als andere Joden in Nederland vanaf 1 mei 1942 een gele ster dragen.
Op 12 juni 1942 werd Anne Frank dertien jaar. Haar mooiste verjaardagscadeau was een rood geruit dagboek, waar ze dezelfde dag haar eerste zinnen in schreef: "Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog nooit aan niemand gekund heb en ik hoop dat je een grote steun voor me zal zijn." Drie weken later, op 6 juli 1942 dook Anne met haar familie onder in Het Achterhuis, nadat haar zus de dag ervoor een oproep had ontvangen om in Duitsland 'te gaan werken'. Het Achterhuis was onderdeel van het bedrijfspand Opekta van haar vader Otto Frank aan de Prinsengracht 263. De deur tussen voorhuis en achterhuis zat verstopt achter een boekenkast. In het voorhuis en in het magazijn werkte personeel, waarvan slechts enkelen op de hoogte waren van de onderduikers: de vier helpers, Miep Gies, Bep Voskuijl, Johannes Kleiman, Victor Kugler en de vader van Bep Voskuijl die de boekenkast had gemaakt. Naar de buitenwereld werd beweerd dat de familie naar Zwitserland was gevlucht.
De schuilplaats aan de achterzijde van het grachtenpand in hartje Amsterdam werd naar haar ligging "Het Achterhuis" genoemd, wat later ook de titel zou worden van haar postuum gepubliceerd dagboek. Anne Frank schuilde daar met haar ouders en zus van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944. Daar zaten in totaal acht mensen ondergedoken: de familie Frank, Hermann van Pels, Auguste van Pels en hun zoon Peter van Pels (die model stonden voor de familie Van Daan in het dagboek) en naderhand ook Fritz Pfeffer, een Joodse tandarts (die model stond voor het dagboekpersonage Dussel). De familie Van Pels en Fritz Pfeffer waren bekenden van de familie Frank en net als zij als Duitse Joden hun vaderland ontvlucht.
In het achterhuis moesten Anne Frank en de andere onderduikers overdag muisstil zijn. Anne miste haar vriendinnen en het feit dat ze nooit naar buiten kon. Tijdens deze onderduikjaren werd haar dagboek steeds belangrijker. Anne schreef hierin over het dagelijks leven in het achterhuis, de angst om ontdekt te worden tijdens het onderduiken, haar ontluikende gevoelens voor Peter, de ruzies met haar ouders en andere onderduikers en haar ambities om schrijver te worden. "Het fijnste van alles vind ik nog dat ik dat wat ik denk en voel tenminste nog op kan schrijven, anders zou ik compleet stikken.", schreef Anne op 16 maart 1944 in haar dagboek.[11] Het enige stukje natuur dat Anne Frank kon zien vanuit het achterhuis was een paardenkastanje, die in de binnentuin stond. Decennia later zou deze boom de Anne Frankboom genoemd worden. Anne schreef een aantal schriften vol. Na een oproep van minister Bolkestein op Radio Oranje in Londen op 28 maart 1944 om dagboeken te verzamelen die na de oorlog konden worden gepubliceerd, besloot Anne haar dagboek te herschrijven op losse vellen doorslagpapier terwijl ze ook haar gewone dagboek nog bijhield. Anne schreef hierover: "Natuurlijk stormden ze allemaal direct op mijn dagboek af. Stel je eens voor hoe interessant het zou zijn als ik een roman van het Achterhuis uit zou geven." In tien weken schreef ze 324 vellen vol, maar vanwege haar arrestatie kon ze het boek niet meer voltooien. Annes laatste dagboekaantekening was van 1 augustus 1944.
Drie dagen later werden de onderduikers na meer dan twee jaar (25 maanden) ontdekt. Ze werden op 4 augustus 1944 door de Sicherheitsdienst en Nederlandse politieagenten gearresteerd. SS-Hauptscharführer Karl Silberbauer had de leiding.[12] Lange tijd werd gedacht dat de onderduikers verraden waren, al was niet bekend door wie. In 2016 publiceerde de Anne Frank Stichting de resultaten van een nieuw onderzoek, waarin wordt verondersteld dat de onderduikers misschien bij toeval werden ontdekt.[13]
De dagboekpapieren (de notitieboeken en losse vellen) werden na de arrestatie gevonden op de vloer van het achterhuis door twee personeelsleden die tot de helpers van de onderduikers behoorden: Miep Gies en Bep Voskuijl (die model stond voor Elly Vossen in het dagboek). Miep Gies verstopte ze in haar bureaula in de hoop ze ooit aan Anne terug te kunnen geven.
Nadat zij waren gearresteerd werden de onderduikers en twee andere helpers, Victor Kugler en Johannes Kleiman, naar het SD-gebouw aan de Euterpestraat Amsterdam-Zuid gereden.[12] Na enige tijd in een kamer met andere gevangenen te hebben gezeten, werden Kugler en Kleiman naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg gebracht. Het was de laatste keer dat de onderduikers (behalve Otto Frank, die de oorlog overleefde) hun vrienden zagen. De onderduikers werden naar de gevangenis aan het Kleine-Gartmanplantsoen gebracht.[12]
Op 8 augustus 1944 werden de acht onderduikers uit het achterhuis naar het Centraal Station van Amsterdam vervoerd en per trein gedeporteerd. 's Middags kwam de trein op zijn bestemming aan in kamp Westerbork.
Omdat ze zich niet vrijwillig voor 'tewerkstelling in Duitsland' (in werkelijkheid: voor massavernietiging) hadden gemeld maar waren ondergedoken werden ze in de strafbarak gezet. Gevangenen in de strafbarak kregen minder eten en moesten harder werken dan andere gevangenen. Hun werk bestond uit de demontage van afgedankte batterijen in de werkbarakken van barak 56.
Zondagochtend 3 september 1944 werden ongeveer duizend mensen per trein naar het oosten gedeporteerd. Een selectieleider kwam de avond tevoren naar de strafbarak, waar hij de namen op zijn lijst voorlas. Ook de onderduikers uit het achterhuis hoorden daarbij. Het was de laatste trein die vanuit Westerbork naar Auschwitz zou vertrekken.
Op 5 september kwam de trein in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau aan. De acht onderduikers doorstonden de beruchte selectie voor de gaskamers. Vervolgens werden de mannen van de vrouwen gescheiden. Otto Frank, Hermann van Pels, Peter van Pels en Fritz Pfeffer werden naar het nabijgelegen kamp Auschwitz I weggevoerd. Anne, Margot, moeder Edith en Auguste van Pels bleven achter in het vrouwenkamp van Birkenau. Na enige tijd kreeg Anne schurft. Ze werd in het zogenaamde Krätzeblock (schurftblok) ondergebracht dat door een hoge muur gescheiden was van de rest van het kamp. Margot ging met haar mee.
Op 28 oktober 1944 vertrok een transport met 1308 vrouwen uit Birkenau naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Waarschijnlijk maakten ook Anne en Margot daar onderdeel van uit. Edith bleef achter en stierf op 6 januari 1945. In Bergen-Belsen waren Anne en Margot erg verzwakt en werden naar de ziekenbarak overgebracht, waar ze naast elkaar lagen. Ze kregen hoge koorts.[9] In februari 1945 overleed Margot, enkele dagen later overleed ook Anne, waarschijnlijk aan de gevolgen van vlektyfus. In die periode lieten naar schatting 17.000 gevangenen het leven in Bergen-Belsen. Van een kamp-administratie was toen geen sprake meer, zodat de exacte overlijdensdata van Anne en Margot niet te achterhalen zijn. Het Rode Kruis nam in 1954 (dus negen jaar na hun overlijden) aan dat het 'ergens tussen 1 en 31 maart' geweest moest zijn. De officiële overlijdensakte uit datzelfde jaar vermeldt 31 maart 1945.[15] In De Dagboeken van Anne Frank schreven de historici David Barnouw en Gerrold van der Stroom in 1986 dat Anne en haar zus Margot waarschijnlijk eind februari, begin maart 1945 overleden.[16] Zij baseerden zich op de schriftelijke verklaring van Lientje Brilleslijper van 11 november 1945, waarin ze "omstreeks eind februari, begin maart 1945" als overlijdensdatum aangaf.[17] Lientje Brilleslijper en haar zus Janny hadden Anne en Margot in de laatste periode in Bergen-Belsen meegemaakt. Ook documentairemaker Willy Lindwer (De laatste zeven maanden, 1988) die Janny Brilleslijper interviewde, ging uit van eind februari, begin maart 1945, net als biografe Melissa Müller[18] en andere journalisten en historici.[19] Later onderzoek ging ervan uit dat een sterfdatum eerder in februari waarschijnlijker is.[1] Haar moeder Edith overleed in januari 1945 in Auschwitz, door ziekte en verzwakking. Van de acht onderduikers in het achterhuis overleefde alleen Otto Frank de Holocaust.
Anne Frank schreef haar dagboek in de vorm van brieven aan een fictieve vriendin Kitty. Ze schreef: 'Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn.'
Nadat de schrijfster en haar familie verraden waren en gedeporteerd, heeft helpster Miep Gies de dagboekpapieren bewaard. Alleen Annes vader Otto overleefde het vernietigingskamp. Gies gaf het dagboek na de oorlog aan de vader van de schrijfster. Otto Frank publiceerde het boek in 1947 onder de titel Het Achterhuis. Daarin is niet alleen Annes herschreven versie opgenomen, maar Otto voegde er vanaf 29 maart 1944 ook Annes originele dagboekteksten aan toe. Ook heeft hij soms stukken die Anne in haar herschreven versie had weggelaten toch weer toegevoegd.[20] Het Achterhuis is sindsdien een van de meest gelezen boeken ter wereld geworden.[21][22]
Het Achterhuis hoort tot de Nederlandse literatuur en is een boek gebaseerd op dagboekaantekeningen.
Anne Frank schreef naast Het Achterhuis ook 34 korte verhaaltjes, over haar schooltijd, gebeurtenissen in het Achterhuis en zelf verzonnen sprookjes, dat is gepubliceerd onder de titel Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het Achterhuis.
In 2004 verscheen het Mooie-zinnenboek. Op aanraden van haar vader had Anne (in een kasboek) fragmenten overgeschreven uit de vele boeken die zij op haar onderduikadres las. Het gaat om fragmenten en versjes die haar bijzonder troffen. In de meeste gevallen betreft het volwassenenliteratuur in het Nederlands, Duits en Engels. Het boek bevat facsimilia van Annes originele handschrift met daarnaast de gedrukte tekst. Het manuscript werd al tentoongesteld in het Anne Frank Huis en in het buitenland, maar verscheen niet eerder in druk.
Verspreid zijn enkele gedichten van Anne verschenen die niet zijn gebundeld. Verder staat op haar naam het boek Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het achterhuis.[20]
De herinnering aan Anne Frank wordt levend gehouden door verschillende stichtingen en musea. In Nederland beheert de Anne Frank Stichting het Anne Frank Huis. Sinds enige tijd werkt deze stichting samen met het Anne Frank Zentrum in Berlijn. In 1963 richtte Otto Frank het Anne Frank Fonds op, gevestigd in Bazel. Het fonds beheert de auteursrechten van de geschriften van Anne Frank en houdt zich bezig met de uitgave van het dagboek in diverse talen. Het fonds ondersteunt wereldwijd projecten op het gebied van mensenrechten, racisme, discriminatie en antisemitisme en is betrokken bij de Bildungsstätte Anne Frank in Frankfurt am Main. In de Verenigde Staten is het Anne Frank Center for Mutual Respect actief, dat zijn hoofdkantoor in New York heeft.
In 1960 werd een beeld van Anne Frank op het Janskerkhof in Utrecht onthuld. In 1977 is een ander beeld van haar op de Westermarkt in Amsterdam geplaatst, vlak bij het onderduikadres. Op 9 juli 2005 werd op het Merwedeplein in Amsterdam, waar de familie Frank van 1933 tot 1942 woonde, nog een ander beeld onthuld ter nagedachtenis aan haar noodgedwongen vertrek van het plein waar ze meer dan acht jaar had gewoond.
In mei 2009 werd besloten voor Anne Frank, haar zuster Margot en haar moeder Edith elk een monumentje op te richten in Aken in Duitsland, de laatste woonplaats voor hun komst naar Nederland. De Keulse kunstenaar Gunter Demnig zou drie messing herinneringsplaatjes wijden in het trottoir voor de woning waar de drie in 1933 bij Ediths moeder woonden, voor hun vlucht naar Nederland. Eerder liet Demnig her en der in de Bondsrepubliek, tot mei 2009 al zo'n 17.000 plaatjes, zogenoemde Stolpersteine (struikelstenen), plaatsen als kleine monumenten voor de slachtoffers van de nazi's.[24]
Sinds februari 2015 liggen er ook Stolpersteine op de stoep voor het Amsterdamse woonadres van de familie Frank, Merwedeplein 37 II.
In de vroegere Jodenbuurt is een straat naar Anne Frank genoemd. De Montessorischool in Amsterdam, waar Anne Frank in 1941 moest vertrekken omdat ze Joods was, heet nu 6e Openbare Montessori Basisschool Anne Frank. 's-Hertogenbosch heeft op het Anne Frankplein in 2020 het Anne Frankmonument Monument voor vrijheid van Anne Wenzel laten plaatsen.
De Israëlische minister Golda Meïr bekijkt een kop van Anne Frank, Amsterdam, 1964
Anne Frankmonument in 's-Hertogenbosch van Anne Wenzel
In 2004 werd Anne Frank genomineerd voor het televisieprogramma De grootste Nederlander. Voor de organiserende omroep KRO was dit aanleiding om voor te stellen Anne Frank postuum te naturaliseren. Dit voorstel werd door een aantal Tweede Kamerleden gesteund. Volgens de Nederlandse wet komen echter alleen levende personen in aanmerking voor naturalisatie. Naar de mening van de Anne Frank Stichting, die onder meer het huis beheert waar Anne Frank ondergedoken heeft gezeten, wordt Anne Frank allang als Nederlands staatsburger beschouwd omdat ze in Nederland opgroeide en in Nederland haar literaire werk schreef.
De KRO besloot daarop de nominatie van de formeel staatloze Anne Frank in stand te houden, te meer omdat het bezit van de Nederlandse nationaliteit bij de verkiezing van De grootste Nederlander er niet echt toe zou doen. Ze eindigde op de 8ste plaats in de slotverkiezing.
Bij een soortgelijk televisieprogramma in Duitsland (Unsere Besten voor de verkiezing van de grootste Duitser) werd Anne Frank eveneens genomineerd. Zij eindigde hier op de 134ste plaats.
Er zijn diverse films en toneelstukken op Anne en haar dagboek gebaseerd. Het eerste, door het echtpaar Frances Goodrich en Alfred Hackett geschreven, toneelstuk kwam uit in 1955, onder de titel The Diary of Anne Frank. Dit toneelstuk won een Pulitzerprijs. In 1959 verscheen de gelijknamige verfilming, die op haar beurt drie Oscars won. Een Nederlandse versie van het toneelstuk ging, onder regie van Karl Guttmann, op 27 november 1956 in première in het bijzijn van koningin Juliana als Het Dagboek van Anne Frank. Een nieuwe versie van het eerste toneelstuk kwam in 1984 uit in Nederland, onder regie van Jeroen Krabbé. In 1997 verscheen een door Wendy Kesselman grondig herschreven versie van het eerste toneelstuk op Broadway met Natalie Portman in de hoofdrol. In 1995 kwam de documentaire Anne Frank Remembered uit en in 2001 de film Anne Frank: The Whole Story.
Van november 2010 tot februari 2011 was een muzikale bewerking van het dagboek in de Nederlandse en Belgische theaters te zien. Het muziektheaterstuk Je Anne, met in de hoofdrollen Thom Hoffman en Abke Bruins, werd geproduceerd door Mark Vijn.
In het Theater Amsterdam liep van 8 mei 2014 tot januari 2016 het toneelstuk Anne dat geschreven was door Leon de Winter en Jessica Durlacher. In 2016 ging de Duitse film Das Tagebuch der Anne Frank in première.
De animatiefilm Where Is Anne Frank van regisseur Ari Folman ging in juli 2021 in première op het Filmfestival Cannes en is vanaf begin 2022 in de Nederlandse bioscopen te zien.[25]
Verder is er nog de YouTube-serie Anne Frank videodagboek uit 2020.
Onder meer
Bronnen, noten en/of referenties
|
Artikel Anne Frank in de Nederlandse Wikipedia nam de volgende plaatsen in de lokale populariteitsranglijst in beslag:
De gepresenteerde inhoud van het Wikipedia-artikel werd in 2022-07-03 geëxtraheerd op basis van https://nl.wikipedia.org/?curid=10573